UP Natuurkunde

Opbouw handleiding

De practicumhandleiding bij elk van de experimenten heeft steeds dezelfde opbouw: inleiding, theorie, meetopstelling, onderzoeksvragen en werkplan, metingen en rapportage.

  • Inleiding – De inleiding geeft een beeld van het onderzoeksterrein. Daarbij krijg je ook een eerste idee van de onderzoeksvragen en van de richting waarin je een antwoord op die vragen zou kunnen zoeken.
  • Theorie – Om je goed te kunnen voorbereiden op het experiment bestudeer je de theorie die bij de proef hoort. Deze theorie wordt gebruikt om later een hypothese op te stellen. Soms ken je die theorie al. In andere gevallen is een literatuuronderzoek nodig: aan de hand van enkele gerichte vragen ga je zelf op zoek naar die theorie in (school)boeken en tijdschriftartikelen, of op internet. Als het zoeken naar geschikte informatie moeizaam gaat, krijg je weer hulp van je docent.
Twee meetopstellingen in het UP natuurkunde practicum: de lichtsnelheid (links) en de bloedsomloop (rechts).
  • Meetopstelling – De beschrijving van de meetopstelling geeft een beeld van de groot­heden die je in de meetopstelling kunt variëren en meten, en hoe je dat kunt doen. Daardoor krijg je een beter idee van de onderzoeksvragen die met de meetopstelling te beantwoorden zijn.
  • Meetmethode – Voordat je nu in het volgende onderdeel je werkplan gaat maken, doe je eerst enkele oriënterende metingen om vast te stellen wat een goede meetmethode voor bepaalde grootheden is, en om wat ervaring met het omgaan met de meetopstelling te krijgen.
  • Onderzoeksvragen en werkplan – Op grond van wat je bij de theorie en de meetopstelling gevonden hebt, stel je de onderzoeksvragen vast: de vragen waarop je in een experimenteel onderzoek met de meetopstelling een antwoord gaat zoeken. Voor elk van deze onderzoeksvragen stel je een hypothese op. Als het vaststellen van geschikte onder­zoeks­vragen moeizaam gaat, krijg je hulp van je docent. Daarna maak je een werkplan voor het uitvoeren van het experimenteel onderzoek. Dit werkplan laat je controleren door de docent of aanwezige assistent.
  • Experimenteel onderzoek – Aan de hand van het werkplan ga je het experimenteel onderzoek uitvoeren: het verzamelen en verwerken van de meetresultaten, gericht op het zoeken naar een antwoord op de onderzoeks­vragen en het controleren van de opgestelde hypothesen.
  • Rapportage – Ten slotte rapporteer je over het onderzoek in de vorm van een schriftelijk verslag of een mondelinge presentatie.